Op de besloten Facebookgroep van Leven Met Autisme lees
ik vaak verhalen van ouders die met de handen in het haar zitten omdat hun
kinderen elkaar het leven zuur maken. Soms is er sprake van een kind met
autisme en een brusje (broertje of zusje) zonder, maar soms ook hebben alle kinderen
in het gezin een diagnose op het spectrum. Ik wilde graag mijn eigen ervaringen
delen met dit onderwerp aangezien ik ook een kind was dat vaker wel dan niet in
de clinch lag met een brusje… mijn zusje.
"Ik haat haar!"
Ik trok de hoofden van haar barbies af, schopte en sloeg haar, schold haar uit en negeerde haar langdurig. Alles stelde ik in werk
om het leven van mijn 3 jaar jongere zusje zo onaangenaam mogelijk te maken. En
dat terwijl zij niets had gedaan. Sterker nog, ondanks alle gemene dingen die ze
onderging bleef het arme kind toenadering tot me zoeken. Mijn dagboek uit die
tijd staat vol gekladderd met boze woorden: “Ik haat haar, ik wou dat ze ergens
anders ging wonen, ze is een debiel en een trut, ik haat haar!!” Waarom haatte
ik mijn kleine zusje nou zo?
Omdat ik stikjaloers was op haar. De relatie tussen mij
en mijn moeder was al op jonge leeftijd niet zo goed, waarschijnlijk ook door hechtingsproblemen. Zusje kon het
prima met onze moeder vinden en dat heb ik waarschijnlijk als bedreigend ervaren (een kind is toch afhankelijk van de aandacht die het van de ouders
krijgt). Zusje had, en heeft, een innemende persoonlijkheid en was lief,
sociaal en grappig. Met haar clowneske gedrag wist ze vele mensen meteen op de hand te krijgen. Eigenschappen die ik niet had… Ik was jaloers omdat
ik zag dat mensen gecharmeerd waren door haar en niet door mij. Zusje was een
makkelijk en aanhankelijk kind en ik was moeilijk, niet snel tevreden, wilde
niet aangeraakt worden en was al helemaal niet lief en sociaal! Hier kwam
nog bij dat Zusje in haar jeugd wat problemen had met haar gezondheid. Heftige oorpijn
bijvoorbeeld waarvoor ze naar het ziekenhuis moest, en ze had ook angsten. Angsten
waardoor ze ’s nachts vaak aan het huilen was en mijn ouders haar moesten
troosten terwijl ik getergd in bed lag af te wachten tot de herrie afgelopen
was. Ook als we op vakantie gingen werd Zusje standaard ziek en was iedereen veel met haar in de weer. Ik begon zelfs te wensen dat ik ook ziek zou worden zodat ik ook aandacht zou krijgen.
"Zeg, ik ben er ook nog!"
Ik was ervan overtuigd dat mijn ouders Zusje altijd
voortrokken (maar zij hebben dit zelf niet zo ervaren). Als wij ruzie hadden
kozen ze altijd haar kant onder het motto van “Jij bent de oudste
Linder, jij weet het meeste, jij moet het goede voorbeeld geven”. Woorden die
veel oudste kinderen te horen krijgen als het op ruzie met brusjes aankomt. Daarnaast
was ik een kind dat bijna nooit om hulp van volwassenen vroeg en Zusje deed dat
wel. Als zij de aanstichter was van iets dan kregen mijn ouders dat simpelweg niet
te horen. Zij kregen überhaupt niet veel te horen over wat er allemaal in mij
omging en van Zusje kregen zij dat wel. Er was dus simpelweg veel meer
communicatie tussen deze 3 gezinsleden onderling dan tussen mij en hen. Ik voelde
me buitengesloten uit het gezin. Elke woede werd op Zusje afgereageerd, die vervolgens
onze ouders inschakelde, die mij dan weer straften. Ik zag mijn straf als haar schuld
en zo bleef de cirkel in stand. Mijn wraakacties werden in de loop der jaren steeds geraffineerder en mijn ouders reageerden nogal eens geschokt op wat ik had uitgespookt.
Het is trouwens niet zo dat mijn zusje geheel weerloos was. Ondanks ons leeftijdsverschil deed ze niet aan mij onder in fysieke kracht en aan haar sociale intelligentie kon ik al helemaal niet tippen. Ze wist precies hoe ze mij in een kwaad daglicht moest zetten bij onze ouders (die tenslotte mij toch al als dader zagen en haar als slachtoffer), ook als ik niks gedaan had. Ik ging overal signalen zien dat mijn ouders meer van Zusje hielden dan van mij. Ik telde bijvoorbeeld altijd de cadeautjes die we kregen, en zij kreeg er altijd meer. Ik lette op wanneer mijn zusje haar zin door kon drijven en probeerde dan hetzelfde te doen. Zij kreeg bijna altijd wel haar zin en ik niet. Wat was ik er verdrietig van (en dan moest Zusje het weer ontgelden)!
Het is trouwens niet zo dat mijn zusje geheel weerloos was. Ondanks ons leeftijdsverschil deed ze niet aan mij onder in fysieke kracht en aan haar sociale intelligentie kon ik al helemaal niet tippen. Ze wist precies hoe ze mij in een kwaad daglicht moest zetten bij onze ouders (die tenslotte mij toch al als dader zagen en haar als slachtoffer), ook als ik niks gedaan had. Ik ging overal signalen zien dat mijn ouders meer van Zusje hielden dan van mij. Ik telde bijvoorbeeld altijd de cadeautjes die we kregen, en zij kreeg er altijd meer. Ik lette op wanneer mijn zusje haar zin door kon drijven en probeerde dan hetzelfde te doen. Zij kreeg bijna altijd wel haar zin en ik niet. Wat was ik er verdrietig van (en dan moest Zusje het weer ontgelden)!
De diagnose Asperger heb ik pas op volwassen leeftijd gekregen, dus een verklaring voor bepaalde gedragingen van mij was er vroeger
niet. Elke vorm van afwijkend gedrag dat ik vertoonde werd door de volwassenen
uit mijn leven gewoon afgestraft. Mijn aanhoudende geklaag over dingen, dat
ik nu terug kan leiden op zintuiglijke overgevoeligheden, werd als irritant en
verwend gezien ('niks is goed genoeg voor haar'). Veel volwassenen en kinderen vonden mij in eerste instantie dan
ook geen leuk kind en dat voelde ik prima aan. Ze begrepen niet hoe een intelligent meisje zulke bizarre en ongepaste dingen kon zeggen en doen...
Eind goed, al goed
Dit verhaal heeft wel een happy end. Naarmate we ouder
werden ging ik mijn zusje steeds meer zien als een eigen persoonlijkheid, en
niet slechts ‘dat andere kind van mijn ouders’. Ook ik werd gecharmeerd door haar
clowneske gedrag en humoristische persoonlijkheid. Vanaf dat ik een jaar of 10
was ging ik haar eindelijk tolereren in mijn omgeving en vanaf ongeveer mijn 14e levensjaar werden we bevriend. We werden zelfs hele goede vriendinnen die de grootste
lol hadden en daarmee samen het leven van onze ouders af en toe zuur maakten. Gelukkig kunnen we het tegenwoordig gewoon over
het verleden hebben en ik geef nog weleens aan hoe erg ik het vind dat
ik vroeger zo gemeen tegen haar ben geweest. Laatst schoten we in de lach toen
we een herinnering ophaalden aan die keer dat mijn zusje zo boos op mij was dat
ze de deur van mijn slaapkamer uit de scharnieren had getild, omdat ik me
daarachter verstopt had en ze bij me probeerde te komen om me een klap te
geven. Toen ze met de deur in haar handen op de gang stond te balanceren
kon ze me niet meer slaan en moesten we alleen nog maar heel hard lachen.